Rynoldus Popma van Oevering

Rynoldus Popma van Oevering werd op 6 januari 1692 te Wergea (Warga) gedoopt en dus kort daarvoor geboren; hij overleed op 3 november 1781 te Leeuwarden.

Opleiding:
Het is niet bekend bij wie hij zijn muziekopleiding genoot maar het is aannemelijk dat zijn vader Georgius Oevering die schoolmeester en organist was te Wergea en in 1706 als zodanig in Sneek werd benoemd daar een rol in heeft gespeeld.

Werkzaamheden:
Rynoldus Popma van Oevering werd op 16 september 1712 organist van de Galileeërkerk te Leeuwarden en enkele maanden later, op 26 februari 1713 organist van de Grote of Jacobijnerkerk aldaar. Hij bleef organist tot 1741. Daarnaast was hij ook klokkenist tot 1757. Later was hij kerkvoogd van Warga maar bleef te Leeuwarden wonen waar hij in 1779 een huis kocht in de St. Jacobsstraat. Op 2 juni 1724 werd hem opgedragen om in Holland of een andere provincie “sigh nauwkeurigh te informeren na de nieuwste soort en modellen van orgelen, en de beste meesters om te maken, mitsgaders de prijzen”. Resultaat daarvan was het door Christian Müller vervaardigde orgel dat op 19 maart 1727 werd ingewijd door ondermeer Popma van Oevering.

Composities:
Popma van Oevering wordt genoemd als componist van een psalmboek en van VI suittes voort’ Clavier op. 1. Dit laatste werk werd uitgegeven bij Estienne Roger te Amsterdam. In de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bevindt zich een zeer goed geconserveerd exemplaar van deze druk. Het werk is opgedragen aan Maria Louise en niet gedateerd. Gezien de opdracht van het werk, waaruit blijkt dat Johan Willem Friso tijdens de uitgave van het werk nog leefde, moet het werk rond 1710 zijn verschenen want Johan Willem Friso is in 1711 verdronken bij Moerdijk. Popma van Oevering moet dus al op 18-jarige leeftijd met dit werk voor het voetlicht zijn verschenen. Als proeve van bekwaamheid in het componeren mag het werk zeker geslaagd worden genoemd. Het is gaaf van vorm, zuiver van zetkunst en goed van dansvormtypering. Een van de fraaiste werken in deze verzameling is de Vijfde Suite. De muziek is een duidelijke synthese van de Franse en de Italiaanse stijl. De op Franse leest geschoeide Ouverture wordt gevolgd door een eerder Italiaanse Allamanda. Na de eveneens Italiaans getinte Corrente, Sarabanda en een canonisch aangelegde Gavotta (onwillekeurig denkt men hier vooruit aan Bachs gavotte in diens Franse Suite in Es) volgt een Frans Rondeau en een opmerkelijke fugatische Giga waarin het openingsmotief ook in omgekeerde vorm wordt gebruikt. De geavanceerdheid van deze “goûts réunis” in combinatie met de aandacht voor imitatietechnieken moge blijken uit de gelijktijdigheid van de direct vergelijkbare experimenten van Popma’s tijdgenoot Pieter Bustijn, wiens suites met preludes ook rond 1710 bij Roger in Amsterdam werden gepubliceerd en waarvan Johann Sebastian Bach enkele jaren later gebruik maakt in ondermeer zijn Engelse Suites.

Compact discs:
Vorstelijke Muziek (De Haske Classical DHR 16.013-3)
Een glimp van de hemel (Boeijenga)

Showing all 3 results

Showing all 3 results